Onze voorouders waren goed uitgerust om zowel suikers (koolhydraten) als vetten te gebruiken als energiebron. Voedsel was niet altijd aanwezig, en men moest dus simpelweg wel in staat zijn om vetten te verbranden. Het lichaam gaat namelijk pas vet verbranden als de voorraad koolhydraten op is. Inmiddels eten we veel meer koolhydraten en eten we te veel en te vaak.
Slechte stofwisseling
We hebben dan ook vooral een sterke glucosestofwisseling en een slechte vetstofwisseling. We zijn hierdoor minder flexibel geworden om te kunnen switchen tussen de twee energiesystemen. Dat noemen we metabole starheid of een starre stofwisseling.